Sodomieten onder de Code Pénal vogelvrij
Tussen 1811 en 1911 was homoseksueel gedrag volgens de wet niet langer strafbaar. Toch werden veel sodomieten opgepakt en veroordeeld. In Utrecht in 1816 liefst dertig tegelijk, meer dan in 1730, maar de straffen vielen wel veel lager uit.
Code Pénal
In oktober en november 1816 werden dertig mannen uit Utrecht veroordeeld wegens openbare schennis der eerbaarheid. Ze hadden bekend seks te hebben gehad met een andere man op een openbare plaats. Daarmee hadden ze gehandeld in strijd met artikel 330 uit de Code Pénal. Die strafwet was in 1811 ingevoerd nadat Napoleon een jaar daarvoor Nederland had ingelijfd bij het Franse keizerrijk. De Code Pénal bevatte een zeer streng strafstelsel met per misdrijf minimum- en maximumstraffen.
Sodomie uit de wet
Wat nieuw was en in het voordeel van wie seks had met geslachtsgenoten: de overheid bemoeide zich niet langer met het privé-leven. Wat burgers met wederzijdse toestemming thuis deden was hun zaak. In het Nederlandse Crimneel Wetboek dat gold van 1809 tot 1811 werd sodomie nog zwaar bestraft tot aan de doodstraf toe. De Code Pénal vermeldde sodomie niet meer als apart misdrijf.
Hoewel de annexatie door Frankrijk maar een paar jaar duurde, bleef de Code Pénal ook daarna van kracht, vooral omdat het verschillende Nederlandse regeringen niet lukte het eens te worden over een nieuw Wetboek van Strafrecht. Pas een eeuw later, in 1911, werd homoseksueel gedrag (met een minderjarige) weer als misdrijf in de wet opgenomen.
Sodomieten nog vogelvrij
Dat homoseksueel gedrag vanaf 1811 niet meer strafbaar was, betekende niet dat sodomieten voortaan met rust werden gelaten. Met de plotselinge invoering van een nieuwe wet waren de opvattingen over sodomie onder de bevolking en de overheid niet even plotseling veranderd. De Code Pénal bood politie en justitie genoeg mogelijkheden om het sodomieten knap lastig te maken zoals de dertig Utrechtenaren in 1816 zouden ervaren.
Fanatieke aanklager
Het begon op 16 juni 1816 met de vondst van het lijk van de ongeveer 15-jarige Johan Schroven. De dader bleek Johann Christoffel Klanck, de kastelein van de herensociëteit Sic Semper (‘Zo zal het altijd zijn’). Het kwam snel uit dat dader en slachtoffer verschillende keren seks met elkaar gehad hadden en dat de jongen daar geld voor had gevraagd. Tijdens de laatste ontmoeting zou die geprobeerd hebben de kastelein te chanteren. Volgens Klanck was het tot een gevecht gekomen met fatale afloop. De procureur-crimineel (vergelijkbaar met een officier van justitie) Pieter Provó Kluit wist de rechtbank er echter van te overtuigen dat Klanck de jongen eerst gewelddadig had aangerand en vervolgens had doodgeslagen. Klanck werd ter dood veroordeeld en in januari 1817 in Utrecht publiekelijk opgehangen. Provó Kluit vervulde meer dan vijftig jaar verschillende functies binnen de rechterlijke macht en had het, zo blijkt uit vele processen, vooral op sodomieten en joden voorzien.
Schennis openbare eerbaarheid
Tijdens de verhoren in 1816 gebruikte de autoriteiten dezelfde tactiek die ze in de 18e eeuw gebruikt hadden bij opgepakte sodomieten: ze probeerden zoveel mogelijk namen van andere sodomieten los te krijgen om een netwerk op te sporen, riepen die verdachten op en vroegen in detail naar de seksuele handelingen die plaats hadden gevonden. Zo speurden ze via Klanck 29 Utrechste mannen op die allen op openbare plaatsen seks met andere mannen gehad hadden. Vanwege dat feit konden ze aangeklaagd worden wegens overtreding van artikel 330 uit de Code Pénal gericht tegen openbare schennis der eerbaarheid. Ze kregen de maximale straf van één jaar gevangenis plus een geldboete van 94 gulden, 4 stuivers en 12 centen (de wisselwaarde van de in de wet vermelde 200 Franse frank). Slechts een verdachte, de enige uit de hogere kringen, ging in beroep. Deze Hendrik Swellengrebel uit Maarssen, vrederechter van beroep (een soort kantonrechter voor lichte vergrijpen) die net als Klanck lid was van de sociëteit Sic Semper, werd vrijgesproken.
Maximumstraf
Bij geen van de gevallen van openbare schennis der eerbaarheid uit 1816 waren getuigen aanwezig geweest. Alleen al het feit dat iemand de seksuele handelingen had kunnen zien was toen voldoende om tot een veroordeling te komen. Pas bij een latere wetswijziging werd het een vereiste dat er minstens twee mensen onvrijwillig getuige waren van het zedeloze gedrag in de openbare ruimte.
Gedurende de hele eeuw werden sodomieten in het hele land opgepakt wegens overtreding van artikel 330 en vaak was een slechte reputatie genoeg om veroordeeld te worden. Bijna altijd kregen ze de maximumstraf – bij herhaling het dubbele – terwijl ‘heteroseksuele’ schennis meestal niet meer dan drie maanden cel opleverde.
Uit de negentiende eeuw zijn nauwelijks andere verhalen over Utrechtse homoseksuele mannen of lesbische vrouwen overgeleverd. Wat we weten komt vooral uit juridische bronnen en betreft voornamelijk seksuele contacten tussen mannen op openbare plaatsen of tussen soldaten in en buiten de kazerne. Meer onderzoek is nodig om andere aspecten van het leven van de ‘verkeerde liefhebbers’ te achterhalen.
Maurice van Lieshout
Literatuur
Gert Hekma, ‘ “Een sodomietersche boeventroep”. Homoseksuele zedendelicten voor de Haarlemse krijgsraad in de negentiende eeuw’, in: Gert Hekma e.a., Goed Vekeerd. Een geschiedenis van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen in Nederland (Amsterdam 1989) 49-64.
Theo van der Meer, Sodoms zaad in Nederland. Het ontstaan van homoseksualiteit in de vroegmoderne tijd (Nijmegen 1995) 413-436.
Illustraties
Het Maliehuis in 1697. Bron: 711519 / collectie Het Utrechts Archief
De Utrechtse Maliebaan in 1830. Het lijk van Johan Schroven werd gevonden onder een heg aan de Maliebaan, terwijl hij omgebracht was in de kelder van de sociëteit Sic Semper aan diezelfde Maliebaan. (tekening G. Westendorp, Het Utrechts Archief, collectie beeldmateriaal)
Het Janskerkhof, hier aan het eind van de achttiende eeuw, was een van de plaatsen waar sodomieten elkaar troffen. (tekening J. Versteegh; Het Utrechts Archief, collectie beeldmateriaal)
Ingang kazerne aan de Croeselaan eind negentiende eeuw. Soldaten waren vaak, al of niet onder invloed, betrokken bij homoseksuele zedenzaken. (ansichtkaart uitgegeven door La Riviåere en Voorhoeve; Het Utrechts Archief, collectie beeldmateriaal)