Sodomieten als zondebokken
De sodomietenvervolging van 1730 vormde een keerpunt omdat de ‘stomme zonde’ niet langer voor het grote publiek verborgen werd gehouden. Sodomieten werden verantwoordelijk gehouden voor rampen en economische tegenslag. Aan het eind van de achttiende eeuw kwamen ook vrouwen die het met vrouwen deden in het vizier van de autoriteiten.
Openbare terechtstellingen
De Utrechtse veroordeelde sodomieten werden in 1730 in het geheim ter dood gebracht. Daarmee volgde de rechtbank de gewoonte om aan sodomie geen ruchtbaarheid te geven. Je zou mensen maar op een idee brengen. Sodomie stond niet voor niets bekend als de ‘stomme sonde’ of het ‘crimen nefandum’ (misdaad die niet genoemd mag worden).
In andere steden werden veroordeelde sodomieten vanaf 1730 niet langer voor het publiek weggehouden. Gezien het grote aantal opgepakten was dat ook lastig. Omdat er toen nog geen sprake was van een uniforme wetgeving in alle steden en provincies, vaardigden de Staten van Holland en West-Friesland op 21 juli 1730 een ‘Placaat’ uit. Dat roept op de ‘heemel tergende sonde en misdaad tot de grond toe uit te roeien’ en somt een aantal regels op hoe om te gaan met gevallen van sodomie. Op sodomie, zo meldt het Placaat, staat de doodstraf net als op het gelegenheid bieden aan sodomieten om hun ‘ijsselijk quaad’ te begaan. Executies moeten voortaan in het openbaar plaatsvinden. Rechters mogen zelf bepalen op welke manier dat gebeurt. De lijken van geëxecuteerden moeten verbrand worden en vervolgens op het galgenveld opgehangen of tentoongesteld worden of in zee worden geworpen. Dat laatste gebeurde nadat het lijk met stenen verzwaard was.
Vliegende blaadjes
De openbare executies, die moesten dienen tot ‘afschrik en waarschouwing van een ieder’, trokken veel bekijks. Het publiek kon tevoren luisteren naar bekende liederen met een nieuwe, speciaal voor de gelegenheid geschreven tekst. Na hun optreden verkochten de straatzangers hun tekst die voorzien was van afbeeldingen van de executies. Van die zogenaamde ‘vliegende blaadjes’, gedrukt op goedkoop papier en meestal zonder vermelding van auteur, drukker of uitgever, zijn er een stuk of vijftien bewaard gebleven. De teksten zijn vaak gesteld in de ‘ik-vorm’, waarin de geëxecuteerde spijt over zijn zonde betuigt en het publiek vermaant naar Gods gebod te leven.
Zondebokken
Maar niet alleen straatartiesten grepen de sodomietenvervolging aan om hun boodschap te brengen. Er verschenen talloze pamfletten, dichtwerken en boeken veelal geschreven door predikanten die zich ook vanaf de preekstoel niet onbetuigd lieten. Ze beweerden dat sodomie een teken was van de decadentie, onmatigheid en wellust waaraan veel landgenoten zich overgaven. Om dezelfde reden had God ooit Sodom gestraft. Daarnaast kregen sodomieten de schuld van alles wat fout ging in de Republiek: van overstromingen, economische malaise tot de verwoestende paalworm die huizen en dijken ondermijnde. Kortom, sodomieten waren decennia lang de ideale zondebokken.
Tribades en lolhoeren
Tot 1792 speelden vrouwen in sodomieprocessen alleen een rol als ze mannen gelegenheid hadden gegeven om ‘het vuyle werck’ te verrichten. Pas tijdens de sodomietenprocessen die tussen 1795 en 1798 plaatsvonden in Amsterdam werden er regelmatig vrouwen vervolgd wegens ‘boze’ of ‘sodomitische vuiligheden’. Het ging in totaal om twaalf ‘tribades’ of ‘lolhoeren’ zoals respectievelijk een rechter en getuigende buren hen noemden, vijf procent van alle personen die tussen 1730 en 1811 in Amsterdam voor zulke daden terecht stonden.
In alle gevallen betrof het vrouwen die aan de rand van de samenleving en in diepe armoede leefden. Om toch wat te verdienen gaven sommigen zich over aan prostitutie en bedelarij. De meesten waren aangegeven door buren. Deze vrouwen hadden, anders dan de mannen, geen netwerken of speciale ontmoetingsplaatsen tot hun beschikking. Ze kregen straffen van gemiddeld zes jaar opsluiting.
Nieuwe vervolgingen
In Nederland volgden nieuwe golven van sodomietenvervolgingen in 1764 (Amsterdam), 1776 (provincie Holland), 1795 (opnieuw Amsterdam) en 1797 (Dordrecht). Tijdens de verhoren in Dordrecht vielen ook de namen van enkele Utrechtse ‘medeplichtigen’. Die informatie was voor het Utrechtse gerecht aanleiding om in actie te komen, de verdachten op te sporen en uitgebreid te verhoren. Uiteindelijk werden er op 17 februari 1798 zeven mannen van 24 tot 64 jaar oud veroordeeld tot straffen die varieerden van 20 jaar tot levenslang tuchthuis. Twee anderen ontliepen een vonnis omdat ze gevlucht waren. Eentje pleegde zelfmoord.
De terechtstelling wegens sodomie van 22 – waarschijnlijk in veel gevallen onschuldige – jongens en mannen in 1731 in de Groninger Ommelanden stond los van het sodomitische netwerk dat elders werd blootgelegd.
200 doodvonnissen
Tussen 1730 en 1811 vonden er zo’n 800 sodomiezaken plaats in Nederland die tot 200 doodvonnissen en honderden verbanningen leidden. Verdachten ondergingen vaak ondraaglijke martelingen om hen te dwingen tot bekentenissen en het noemen van namen van andere sodomieten. In 1803 vond in Schiedam de laatste executie van een sodomiet plaats.
Maurice van Lieshout
Literatuur
Theo van der Meer, De wesentlijke sonde van sodomie en andere vuyligheden. Sodoemietenvervolgingen in Amsterdam 1730-1811 (Amsterdam 1984).
Theo van der Meer, ‘Evenals een man zijn vrouw liefkoost. Tribades voor het Amsterdamse gerecht in de achttiende eeuw’, in: Gert Hekma e.a., Goed Verkeerd. Een geschiedenis van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen in Nederland (Amsterdam 1989) 33-44.
A.G. van der Steur, ‘ “Vliegende blaadjes” uit 1730’, in Hekma e.a., Goed Verkeerd, 45-48; 252-254.
H. Tigelaar, ‘ “Beschuldigt zijnde van iets dat niet genaamd behoorde te worden” De sodomietenvervolging in de stad Utrecht in 1797-1798’, Jaarboek Oud-Utrecht 1996 (Utrecht 1996) 115-144.
Illustraties
Placaat van de Staten van Holland en West-Friesland, Den Haag 21 juli 1730 (collectie Rijksmuseum)
Vliegend blaadje (fragment) uitgebracht bij de executie van vijf sodomieten in Den Haag, 21 juli 1730. (collectie Rijksmuseum)
Vliegend blaadje (fragment) uitgebracht bij de executie van drie sodomieten in Delft, 24 juli 1730. (particuliere collectie)