1861-1913

Johan Hendrik Ram

Je bent hier: Oók zo » 1861-1913 Johan Hendrik Ram

Militair en vriend van Louis Couperus

 

‘Een forsche, robuuste, krijgshaftig uitziende persoonlijkheid, innerlijk echter tot diepe zwaarmoedigheid en mystiek geneigd‘, zo omschreef een tijdgenoot de uit Utrecht afkomstige jonkheer Johan Hendrik Ram. Die combinatie van een stoer, mannelijk uiterlijk en een sensitief gemoed vond de schrijver Louis Couperus, die hem in 1890 leerde kennen, erg aantrekkelijk.

 

Johan Hendrik werd op 7 december 1861 aan de Utrechtse Nieuwegracht A 895 (nu nr. 34) geboren als tweede kind van jonkheer Karel Jacob Adriaan Ram (1829-1911), landeigenaar en rentenier en Paulien Madeleine Rose (1838-1909), dochter van een Utrechtse koopman. Na Johan kwamen er nog zeven kinderen van wie er liefst vijf dood geboren werden of niet ouder werden dan vijf maanden.

 

Vriendschap Louis Couperus

Als 16-jarige ging Johan naar de Koninklijke Militaire Academie. Na enkele jaren gelegerd te zijn geweest in Delft werd hij in juni 1888 bevorderd tot eerste luitenant bij de grenadiers (keurkorps van de infanterie) in Den Haag. In het leger leek hij zich thuis te voelen, veel meer dan in het uitgaansleven waar de vele meisjes die om zijn aandacht vroegen hem niet konden bekoren. Of hij actief op zoek ging naar mannen – die hadden zijn voorkeur – weten we niet.

In Den Haag werd hij lid van het ‘Haagsche Dilettanten-Tooneelgezelschap Utile et Laetum (‘Nuttig en Vrolijk’) opgericht door de schrijver Marcellus Emants. Daar maakte hij voorjaar 1890 – hij was toen 28 jaar oud – kennis met Louis Couperus, toen 26.

Over de vriendschap die tussen hen ontstond, schreef Emants:

‘In R. scheen Couperus iets van den volledigen mensch te vinden, waarin groote manlijke kracht en durf zich paarde aan uiterste gevoeligheid en ontvankelijkheid voor de verfijndste geestelijke verheffing.’

Volgens de Couperus-biografen Frédéric Bastet (1987) en Rémon van Gemeren (2016) was er meer aan de hand. Bastet: ‘het ten tonele verschijnen van een man als Ram moet Couperus wel flink van zijn stuk gebracht hebben.’ Hij en Van Gemeren zijn ervan overtuigd dat Couperus door de ontmoeting met Ram zich bewust werd van zijn homoseksuele gevoelens. Ram werd een van de weinige intieme vrienden van Louis Couperus en hij zou dat, met tussenpozen, een jaar of vijftien blijven.

 

Couperus en Ram werden, aldus Henri van Booven die hen beiden kende en de eerste biografie over Couperus schreef, met elkaar verbonden door een ‘innerlijke gelijkgestemdheid’. Die ervoeren ze bijvoorbeeld tijdens avondwandelingen door de Scheveningse Bosjes. Over een van die tochten schreef Couperus op 17 augustus 1890 aan zijn nichtje Marie Vlielander Hein:

‘Het was pikdonker en we konden geen hand voor oogen zien soms. We kwamen niemand tegen, het was als liepen we in de inkt! Die groote ster, die flambouw des hemels, glansde met volle kracht en doofde dan ineens weer uit…zou dat iets beteekenen…een voorteeken?’

 

Invloed op Couperus’ romans

De wandeling keert terug in Couperus’ roman Extaze (Een boek van geluk) uit 1892 waarvan de mannelijke hoofdpersoon Taco Quaerts gemodelleerd is naar Johan Ram. Quaerts is

‘een ruige kerel, die door twee zielen bewoond wordt: zijn eigen, sensitieve, betere ik; en iets gemeens, iets brutaal-primitiefs’. In de ‘inktduistere’ nachtelijke Scheveningse Bosjes beleven hij en zijn minnares Cecile van Even een moment van extase, terwijl ‘de nacht daagde van het Licht, dat straalde alom (…) als éene enkele zonnester’.

Een lichamelijk en geestelijk goed ontwikkelde man, knap, sterk én gevoelig, is een veel voorkomend romanpersonage in Couperus’ werk. Vaak is hij de ene pool in een mannenvriendschap waarin een fijngebouwde, wat vrouwelijke man de tegenpool vormt.

De invloed van Johan Ram ging verder. Couperus vroeg hem – als een van de weinigen – naar zijn mening over nieuwe boeken (die van hem zelf en anderen) en liet zich door hem adviseren als hij ‘militaire zaken’ wilde beschrijven.

Op 2 mei 1891 vertrok Ram voor vijf jaar naar Atjeh op Sumatra waar Nederland verwikkeld was in een oorlog tegen de sultan. De Atjehers weigerden zich te onderwerpen aan de koloniale macht. Rams vertrek had, getuige een uitspraak van hem tegenover Marcellus Emants, veel van een vlucht uit de Hollandse werkelijkheid:

‘Dan wil ik een Willemsorde halen want dat hoort er zoo bij. Ik geef niets om die dingen. Eigenlijk ga ik alleen om mij te laten doodschieten.’

Ram nam deel aan verschillende krijgstochten, maar doodgeschoten werd hij niet. Na terugkomst in Nederland (april 1896) hernieuwde hij het contact met Couperus. In september kwam die een weekje bij hem logeren in het grote huis van Rams ouders aan het Zusterplein in Zeist. Couperus werkte in die periode aan zijn autobiografische roman Metamorfoze (1897). Daarin geeft de schrijver Hugo Aylva zijn hoofdfiguur Arnold – ‘schuw voor de vrouwen’ – de trekken van Johan Ram en laat hem na veel zoeken de platonische vriendschap vinden van een jonge vorst:

‘Hij vond een vriend. Hij vond de genoot van zijn ziel. Zijn ziel, die nooit bemind had een vrouw, beminde een ziel, die ook niet een vrouw als het hoogste beminde.’

 

Militaire carrière

Ram klom verder in de militaire hiërarchie. Hij volgde de Hoogere Krijgschool, deed in mei 1897 examen en werd in november 1899 bevorderd tot kapitein. Enkele weken later zond de regering hem uit om het verloop van de Boerenoorlog in Zuid-Afrika te volgen en daarover te rapporteren. Op de heenreis werd hij echter ernstig ziek en pas na enkele maanden verpleging in Pretoria kon hij aan zijn eigenlijke werk beginnen.

Luitenant Lodewijk Thomson vergezelde hem naar Zuid-Afrika. Zij leerden elkaar kennen op de Krijgsschool, raakten bevriend en waren vanaf 1902 redacteuren van het tijdschrift De Militaire Gids. Daarin maakten ze zich sterk voor een volksleger, een menswaardiger krijgstucht en een korter verblijf in de kazerne. Meer behoudende officieren moesten van die nieuwlichterij niets hebben.

 

Journalistiek en aviatiek

Toen zijn opvattingen over een andere organisatie van het leger weinig weerklank vonden, ging Ram op 1 augustus 1904 met vervroegd pensioen. Hij bleef over militaire onderwerpen schrijven en verbleef eind 1912 tijdens de Balkanoorlog drie maanden als oorlogscorrespondent aan het Bulgaars- Turkse front. Het lukte hem niet om dicht bij de strijd te komen, maar zijn belevenissen inspireerden hem wel tot 25 ‘Brieven van het oorlogsterrein’, die van oktober tot en met december verschenen in de Nieuwe Rotterdamsche Courant.

 

Jonkheer Ram speelde ook een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de Nederlandse luchtvaart. Hij was secretaris van de in 1907 opgerichte Nederlandsche Vereeniging voor Luchtvaart. Ook was hij betrokken bij allerlei commissies die zich bezighielden met de aviatiek en vanaf 1910 ging hij herhaaldelijk als passagier mee op vluchten die toen nog als een riskant avontuur golden. In die periode ontmoette hij ook een andere jonkheer: Jacob Anton Schorer, een van de oprichters van het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee, dat streed tegen de strafbaarstelling van homoseksuele contacten. Het was Schorer die in 1932 in een  brief aan zijn vriend Jaap van Leeuwen over Ram zou schrijven:

‘Hij was ook zo’.

 

Vernietigde brieven

Met Couperus werd het contact allengs minder. In 1903 brachten Ram, Couperus en diens  vrouw Elisabeth Baud nog enkele weken door in Rome en in ieder geval tot 1906 hielden ze elkaar in brieven op de hoogte van elkaars wel en wee.

Van de brieven die Couperus en Ram elkaar gedurende vijftien jaar schreven zijn alleen een paar fragmenten overgeleverd. Ze worden geciteerd in de eerste Couperus-biografie van Henri van Booven. De brieven die hij na Couperus’ dood in mocht zien en waaruit hij spaarzaam mocht citeren zijn later vernietigd – vrijwel zeker door Couperus’ weduwe Elisabeth Baud. Ze ondergingen het lot dat de papieren nalatenschap van vele homoseksuele mannen en lesbische vrouwen heeft getroffen: hun familie wilde de schande van een zedeloos bestaan liever uitwissen en gooide foto’s en persoonlijke documenten in het haardvuur of de vuilnisbak.

 

Onverwacht einde

Johan Ram had zijn hele leven last van depressieve gevoelens en hij lijkt dat voor zijn omgeving ook niet verborgen te hebben gehouden. Of die te maken hadden met zijn homoseksualiteit wordt nergens echt duidelijk.

In de vroege morgen van maandag 29 september 1913 joeg hij zich in zijn woning aan de Haagse Willemstraat 85 een kogel door het hoofd. Vrijwel alle Nederlandse kranten maakten melding van zijn ‘plotselinge overlijden’, terwijl de dagbladen in Nederlands-Indië ook de oorzaak noemden: zelfmoord, volgens de Sumatra Post ‘uit angst voor krankzinnigheid’.

De begrafenis vier dagen later, op Oud Eik en Duinen in Den Haag, trok vele rouwenden. De sprekers bij het graf ‘gewaagden van het droevig lijden dat jr. Ram voor zijn omgeving altijd achter een vriendelijken glimlach wist verborgen te houden’. In het In Memoriam dat zijn vriend Thomson schreef, lezen we:

‘Omgang met een geest zó fijn als de zijne, denker, scherp opmerker, moet voor allen die in nauwere aanraking tot hem stonden, immer een waar genot zijn geweest (…) Every inch a gentleman. Dàt was Ram. Zonder eigenbaat, nooit zichzelf zoekend, altijd volkomen oprecht, volkomen rechtvaardig. Hij heeft bitter geleden – hij had het zoo anders verdiend.’

De reactie van Louis Couperus op het overlijden van zijn vriend is niet overgeleverd. Tien jaar later werd de urn met zijn as ook begraven op Oud Eik en Duinen, niet ver van het graf van Johan Ram.

 

Maurice van Lieshout

 

Bronnen

 

Frédéric Bastet, Louis Couperus. Een biografie (Amsterdam 1987).

Henri van Booven, Leven en werken van Louis Couperus (Velsen 1933).

Louis Couperus, De correspondentie. Bezorgd door H.T.M. van Vliet. 2 delen (Amsterdam 2013).

Rémon van Gemeren, Couperus, een leven (Amsterdam 2016).

Mary Kemperink, Beeldschoon. Mannen en mannelijkheid bij Louis Couperus (Den Haag 2021).

Paul Snijders, ‘Een talent voor vriendschap. Johan Ram en Louis Couperus’, De Parelduiker 1 (1996) 1, 26-35.

https://nl.wikipedia.org/wiki/Johan_Hendrik_Ram

www.delpher.nl

Illustraties

 

Johan Hendrik Ram als kapitein ca 1900,  Foto in Buiten (18 oktober 1913)

Louis Couperus ca 1892

Moestafa Pasha, Bulgaarse front, november 1912.  V.l.n.r.: Jhr. Ram, majoor von Gagern (Duits militair attaché), Jan Fabius (zittend; oorlogscorrespondent voor De Haagsche Courant) en een onbekende Zwitserse correspondent, Foto in Met Bulgaren en Montenegrijnen (Utrecht 1913) – met dank aan Gerda Mulder en Richard van den Brink.

Johan Hendrik Ram als luitenant ca 1897, Foto in Van Week tot Week (11 oktober 1913)

Laatste update van dit venster: 27.09.2023