Onconventionele individualist en verzetsheld
Ze is ongetwijfeld een van de meest bijzondere Utrechtse vrouwen uit de 20e eeuw. Marie Anne Tellegen bekleedde functies die tot dan alleen aan mannen voorbehouden waren, ze speelde tijdens de Tweede Wereldoorlog een hoofdrol in het verzet en was ook in haar privé-leven anders dan de meeste andere vrouwen.
Marie Anne Tellegen (1893-1976) stamde uit wat ze zelf een ‘bestuursmilieu’ noemde met een hoogleraar staatsrecht als grootvader, een directeur van gemeentelijke diensten, later burgemeester van Amsterdam als vader en met andere familieleden die het tot Kamerlid, minister of Commissaris des Konings schopten. Ze groeide op in een vrijzinnig en sociaal gezin waarin het vanzelf sprak dat ook meisjes studeren. Zowel grootvader Tellegen als haar moeder steunden actief de strijd voor gelijke vrouwenrechten.
Eigenzinnig en onafhankelijk
Tijdens haar rechtenstudie aan de Utrechtse universiteit (1914-1919) maakten haar medestudenten kennis met een eigenzinnige, kritische en onafhankelijke vrouw die zich in het studentenleven niet onbetuigd liet. Ze was – als enige vrouw – redactielid van studentenweekblad Vox Studiosorum (1915-1916), maakte furore in de travestiehoofdrol van het toneelstuk Elckerlyc (1919) en was een vooraanstaand, maar door haar principiële standpunten ook controversieel lid van de Utrechtsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging. In 1919 studeerde ze af en een jaar later promoveerde ze op stellingen. In een daarvan pleitte ze voor het wettelijk regelen van zuigelingencrèches voor fabriekarbeidsters.
‘Kind van Carry én Frans’
In de jaren tien leerde Marie Anne twee mensen kennen die een grote, blijvende invloed op haar zouden hebben: de schrijfster Carry van Bruggen en de schrijver, literatuurcriticus, museumdirecteur en womanizer Frans Coenen.
De dertien jaar oudere, zelfbewuste en superindividualistische Van Bruggen was voor Marie Anne een rolmodel tegen wie ze eerst opkeek maar met wie ze later een meer gelijkwaardige vriendschap kreeg. In brieven sprak Van Bruggen haar aan met de koosnaam ‘gewormte’ en ze ondertekende die met ‘Bad Black Boy’.
Door Van Bruggen kwam Marie Anne terecht in een vrijgevochten intellectuele en artistieke kring waarin ze zich snel thuis voelde. Ze maakte er kennis met de 27 jaar oudere Frans Coenen met wie ze ruim tien jaar een aanvankelijk geheime, hartstochtelijke, vrije liefdesrelatie met sm-trekken onderhield. De geliefden ontmoetten elkaar afwisselend in het Amsterdamse Museum Willet-Holthuysen waarvan Coenen conservator was en op Marie Annes studentenkamer, eerst aan de Biltstraat 24, later in de F.C. Dondersstraat 13.
Voor zover bekend kwam er na Frans Coenen geen man meer die Marie Anne interessant genoeg vond om haar leven mee te delen. Ze bleef, naar eigen zeggen, de rest van haar leven ‘een kind van Carry én Frans’. Hun plaats werd, op een andere en meer afstandelijke manier, ingenomen door een aantal levenslange hartsvriendinnen zoals haar studiegenote An Maas en vanaf de jaren zestig de kunstschilder Jeanne Bieruma Oosting. De vriendschap met Oosting had volgens haar biograaf Jolanda Withuis ‘een onmiskenbaar erotische component’ maar ze betwijfelt of die tot lichamelijke intimiteit leidde.
Vrouw in mannenbolwerk
In traditionele mannenbolwerken was Marie Anne Tellegen dikwijls de eerste vrouw: als afdelingschef bij een grote gemeente, als lid van het Nationaal Comité van Verzet en als directeur van het Kabinet der Koningin. In die laatste functie was ze ook de eerste zonder adellijke titel. Als het gezelschap waarin ze verkeerde op de foto moest, dan nam ze als vanzelfsprekend een centrale plaats in, gelijk en gelijkwaardig aan de mannen, een aristocratische figuur in donker gewaad, het zwarte haar strak naar achteren gekamd. In Utrecht was de ‘gedecideerde streng-donkere mej. mr. Marie Anne Tellegen’, zoals een krant haar betitelde, een bekende verschijning.
Als individualist hield ze niet van bewegingen en partijen. Feministe wilde ze zich niet noemen, maar ze vond wel dat hoger opgeleide vrouwen een maatschappelijke rol dienden te vervullen. In 1934 werd ze presidente van de Vereeniging voor Vrouwen met Academische Opleiding en daarna volgden de bestuursfuncties in de vooroorlogse vrouwenbeweging elkaar snel op. Ze verzette zich vooral tegen de plannen van het kabinet-Colijn om een verbod in te stellen op betaalde arbeid voor gehuwde vrouwen.
Ondanks haar zwakke gezondheid werkte ze hard, ook als medicijn in terugkerende periodes van depressiviteit en eenzaamheid.
Dr. Max
Nadat in april 1942 de Utrechtse burgemeester Ter Pelkwijk het veld moest ruimen voor de NSB’er Van Ravenswaay nam Marie Anne Tellegen direct ontslag als gemeentelijke chef Maatschappelijke Aangelegenheden en Statistiek. Tot eind 1944, toen ze moest onderduiken, wijdde ze al haar tijd aan het verzet. Dat deed ze vanuit haar bovenhuis, Maliebaan 72bis, pal naast het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst. Onder de schuilnaam Dr. Max – de Duitsers bleven steeds op zoek naar een man met die naam – groeide ze uit tot een spin in het web van het verzet en kwamen al haar organisatorische, bemiddelende en leidinggevende eigenschappen samen. Ze was betrokken bij het onderbrengen van joodse kinderen, het vervalsen van persoonsbewijzen, de verspreiding van verzetskrant Vrij Nederland, coördinerend werk in het Nationaal Comité van Verzet en de organisatie van de spoorwegstaking.
Na de oorlog werd ze lid van de zuiveringscommissie van de gemeente en de Utrechtse universiteit. Die vroeg haar – weer als eerste vrouw – zitting te nemen in het College van Curatoren.
‘Onderkoningin’
Het verzetswerk leidde tot een onderhoud met koningin Wilhelmina die haar vervolgens vroeg om directeur van het Kabinet van de Koningin te worden. Die functie als schakel tussen vorst en regering was haar op het lijf geschreven. Net als eerder voor burgemeester Ter Pelkwijk werd ze voor Wilhelmina en later Juliana adviseur en vertrouwenspersoon. Ze was er niet vies van haar invloed aan te wenden als ze dacht daarmee het algemene en vooral het vrouwenbelang te dienen. Zo pleitte ze er met succes voor om in regeringsdelegaties – bijvoorbeeld naar de Verenigde Naties – altijd minimaal één vrouw af te vaardigen. Had ze in Utrecht al de naam van ‘onderburgemeester’, later werd ze in een satirisch pamflet ‘onderkoningin van Nederland’ genoemd.
Belle van Zuylen
Marie Anne Tellegen had naast Carry van Bruggen nog een idool: de schrijfster Belle van Zuylen (1740-1805). In deze – in de woorden van Marie Anne – ‘spirituele, geestige en noncorformistische’ vrouw herkende ze een geestverwant. De bekende uitspraak van Belle ‘Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid’ gold even zeer voor Marie Anne Tellegen.
Marie Anne was in de jaren dertig een van de eersten in ons land die aandacht vroeg voor het werk van Belle van Zuylen en een begin maakte met de vertaling (uit het Frans) van een aantal van haar brieven. Na haar pensionering zette ze zich weer in om leven en werken van haar idool voor een groter publiek toegankelijk te maken. Ze was lid van het College van Regenten van de Stichting Slot Zuylen, waar Belle tot haar 31e woonde, en mede-organisator van een succesvolle Belle van Zuylen-tentoonstelling die in 1961 gehouden werd in Parijs en Amsterdam.
Marie Anne Tellegen overleed in 1976. Een plaquette aan de gevel van Maliebaan 72 en de Doctor M.A. Tellegenlaan in Kanaleneiland houden in Utrecht de herinnering aan haar levend.
Oók zo?
Veel in Tellegens leven wijst erop dat ze zich vooral thuis voelde onder vrouwen die ze als geestverwanten beschouwde: vrouwen die net als zijzelf onafhankelijk, erudiet, onconventioneel, kritisch en maatschappelijk geëngageerd waren. Ze hoorde tot de vrouwen die tussen de jaren dertig en zeventig van de vorige eeuw, tussen de eerste en tweede feministische golf, zich niet wilden opsluiten binnen de grenzen van huwelijk, huishouden en moederschap; vrouwen die hun talenten voluit wilden aanwenden in een maatschappelijke loopbaan als bestuurder, schrijfster of kunstenaar; vrouwen die vaak relaties hadden met beide seksen en vooral met vriendinnen levenslange, diepe vriendschappen onderhielden. Sommigen van hen woonden langdurig samen met een andere vrouw zonder dat hun omgeving, laat staan anderen decennia later, de precieze aard van hun relatie kenden of konden bevroeden.
Mogen we iemand als Marie Anne Tellegen met recht opnemen in onze portrettengalerij van Utrechtse mannen en vrouwen die ‘oók zo’ waren? Waarschijnlijk niet als we ons beperken tot wie algemeen bekend stond als lhbti+ of zichzelf daarmee identificeerde. De mogelijkheden én de wens daartoe waren in haar tijd gewoonweg een stuk minder. Het was gezien haar belangrijke maatschappelijke positie ondenkbaar en het paste ook niet bij haar individualistische natuur om zich als lesbisch te presenteren – als ze die term al op zichzelf toepasbaar achtte.
Marie Anne Tellegen verdient wél een plaats in deze canon als we die openstellen voor alle mensen die zich niet hielden aan conventionele sekse- en genderrollen, soms ongegeneerd hun eigen gang gingen en zo, bewust of onbewust, een voorbeeld voor anderen werden.
Maurice van Lieshout
Marie Anne Tellegen met de gemeentesecretaris en andere afdelingschefs van de gemeente Utrecht voor de ingang van het Stadhuis in 1934
Marie Anne Telligen als directeur van het Kabinet der Koningin achter Juliana die tijdens een plechtige bijeenkomst in de Ridderzaal in 1954 de Acte van Bevestiging van het Statuut voor het Koninkrijk tekent
Bronnen
Mineke Bosch, ‘Marie Anne Tellegen verzetsvrouw’, in: Els Kloek (samenstelling) 1001 Vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis (Nijmegen 2013) 1291-1292.
Maurice van Lieshout, ‘De ontdekking van een geestverwante. Marie Anne Tellegen en haar bewondering voor Belle van Zuylen’, Tijdschrift Oud-Utrecht 96 (2023) nr.3 (in druk).
Marian Spinhoven, ‘Bij Belle van Zuylen op het kasteel’, Het Parool 11 november 1968, 7.
Roos Vermeij, De ‘vrouwendingen’ van mej. mr. M.A. Tellegen. Doctoraalscriptie Vaderlandse Geschiedenis RU Leiden (Leiden 1992).
W.H. Weenink, Vrouw achter de troon. Marie Anne Tellegen 1893-1976 (Amsterdam 2014).
Jolanda Withuis, Geen tijd verliezen. Jeanne Bieruma Oosting 1898-1994 (Amsterdam 2021).
Illustraties
Marie Anne Tellegen (links) met Carry van Bruggen en haar zoontje Keesje in 1914 (Nationaal Archief, collectie M.A. Tellegen)
Marie Anne Tellegen met de gemeentesecretaris en andere afdelingschefs van de gemeente Utrecht voor de ingang van het Stadhuis in 1934 (Het Utrechts Archief, collectie beeldmateriaal)
Maliebaan in Utrecht met de huizen nrs. 72 en hoger. Op nr. 72 woonde dr. Max, op nr. 74 was het hoofdkwartier van de Duitse Sicherheitspolizei en op nr. 76-78 de staf van de Waffen Armee. (Fotograaf: J.W. Laurens, foto genomen ergens tussen 1940 en 1945; Het Utrechts Archief, collectie beeldmateriaal)
Marie Anne Telligen als directeur van het Kabinet der Koningin achter Juliana die tijdens een plechtige bijeenkomst in de Ridderzaal in 1954 de Acte van Bevestiging van het Statuut voor het Koninkrijk tekent (fotocollectie Anefo reportage)
Portret van Marie Anne Tellegen door haar vriendin Jeanne Bieruma Oosting, 1972 (collectie Museum Henriette Polak, Zutphen)